|
Had zij geen keus gehad? Toch wel, zij had het zelf kunnen maken en een corrector voor het Nederlands kunnen betalen. Maar zij zag die oplossing niet.
Daardoor greep zij naar een oeroude kunstgreep. In een reflex. Een automatische paniekoplossing. Dat wierp ik mezelf tegen.
Had ik dan haar dan niet moeten bestrijden door te zeggen: "Nee, jij stemt alleen maar in met het herstel van onze relatie omdat jij wil dat ik de scriptie schrijf"? Had ik die dag niet van haar weg moeten gaan en haar moeten aanraden te stikken in haar nepliefde? Had ik, door dat na te laten, mijn eigen liefde voor haar niet verraden?
Maar een gat in mij, die hongerde naar het positief-tuttige meisje, was zich met hoop gaan vullen. Ik hoopte en wenste dat zij in de loop van die nepliefde toch zou gaan voelen hoe krachtig mijn gevoel voor haar was. Dat wenste ik tot ik erin geloofde. Later ging ik er nog meer in geloven, toen ik merkte dat ik toch in haar groeide. Net als bij haar plotselinge besluit om toch maar niet te gaan samenwonen brak ik de relatie niet af. Ik wilde het verhaal tot het eind kunnen navertellen. Ik liet haar worstelen. Tussen haar ongenoegen met mij en haar verlangen alle camouflage af te leggen. Waarom had ik die worsteling aan haar overgelaten? Waarom had ik nu pas, hier in Keulen, in een ongeduldige opwelling, haar voor een mogelijke keuze geplaatst? Trouwens, kon zij de worsteling niet alsnog winnen, als ik haar maar met rust liet? "Zij houdt van jou, maar door haar te dwingen jouw spel te spelen stoot je haar weg.
Zuurpit!" Dat had Hugo me nog voorgehouden. Tevergeefs.
's Ochtends kroop zij nog even tegen me aan. Voor de warmte, rilde ik. Zij bleef koel in mijn armen, als as. "Wat zoek je?", vroeg ik.
"Genoeg van diep-diep-diep gepraat. Jij hebt een meer gevoelig vrouw nodig. Ik minder gevoelig man."
Er stroomde zweet uit haar oksels, de zwarte lingerie in, zag ik verlekkerd. Zij sliep in. De smalle uiteinden van haar mondhoeken bewogen met haar ademhaling zacht in en uit.
Er kwam pas beweging in haar toen ik haar de tassen zag pakken. "We gaan", zei zij.
"Zou de muziek vanavond ons niet op positieve gedachten kunnen brengen?"
"Nee, kom!"
Ik wilde lakoniek blijven, maar schreeuwde: "Klotengriet!" Mijn handen pakten een tafeltje en smeten het tegen de muur boven ons bed. Een lamp ging aan scherven.
"Tugrul!" riep zij. Ze trok haar neus op. Op die alcoholicus leek ik dus.
"En dat doet Europese man?", vroeg zij. Het tafeltje was helaas niet versplinterd.
Buiten snotterde zij, boven een wit zakdoekje.
Met opgevouwen armen zaten we in de trein naast elkaar. Zij zei dat zij, nu ik met een tafel gegooid had zich naast mij onveilig voelde, waarop ik haar geruststelde dat zij Pepperspray had.
Mijn woede vond geen uitweg. Nu zat ik nog naast haar en kon ik haar bruine ogen nog zien.Was het omdat zij de zeeman afgewezen had, ook al was zijgedwongen bij hem te blijven wonen, dat hij een andere vrouw was gaan zoeken? vroeg ik. "Misschien." Zij haalde haar schouders op.
Ziende liefde was me niet gelukt, volgende keer had ik röntgenstralen nodig. Mijn vorige vrouw schoot me te binnen, met een ontwend maar vertrouwd gevoel. Wisselen van vrouw is niet makkelijk.
We arriveerden waar we een jaar geleden, ook in het donker, begonnen waren. Op het Centraal Station.
"Mag ik je een zoen geven?" vroeg zij, bij het afscheid.
Nee, ik gaf haar een hand. "Dag droom", zei ik.
|