|
Ik zat in de bus naar huis.
Nooit meer een vrouw die gevoel aan geld koppelt, dacht ik.
Ik kotste in dezelfde pastic zak, die ik gelukkig leeg bij me had.
Mijn tunnel was een andere geweest dan die van haar. Zij had een duidelijk beeld gehad van het licht aan het eind: het diploma. De vrijheid. Maar ik had aan het tunneleinde een fata morgana gezien.
Ik sloot mijn ogen en dacht weer hoe zij mij in de vakantie gespeeld had dat zij een ontsnapte haremvrouw was, die mij haar ervaringen met de sultan, in Serai, verteld had. En hoe ik daarvan genoten had. Wat een honeytrap!
Onbewust was ik de klant geweest van een maîtresse die daarbij ook zelf nog plezier had, dacht ik woedend. De rol van die meelfabrikant was heel wat makkelijker geweest. Om te beginnen had hij ook inderdaad geld en bovendien wist hij, wanneer hij Vijgjes huur overmaakte, ook echt in welke verhouding hij tot haar stond. En... hij was getrouwd. Hij wist dus dat Vijgje maar een bijrol in zijn leven speelde.
Een gecamoufleerde maîtresse met mij als onwetende klant, raasde ik. "Kind", hoor ik die deftige moeder zeggen, "ik kan me voorstellen dat jij die man gekozen hebt omdat je problemen hebt. Maar nu heb je toch bijna je diploma? Je verdient binnenkort meer dan hij. Waarom zou je dan met zo'n oude man over straat gaan? Je weet toch hoe de mensen daarover denken? "Daar gaat een jonge vrouw, met een oude man om in haar onderhoud te voorzien."
Was het die stem die haar aanmoedigde om door te zetten, toen zij in de badkamer haar schoenen afveegde en niet uit deed? Die haar toejuichte toen zij stilletjes de deur van mijn huis achter haar sloot? Of was zij zelf nooit van plan geweest om te gaan samenwonen, maar zij had het meegespeeld om mijn vertrouwen en mijn geld los te krijgen?
Ik wilde de waarheid weten.
Opnieuw ontwaakte de detective in mij. Voorlopig was ik daarvoor op mijn herinneringen aangewezen en ik besloot alles zo gedetailleerd mogelijk op te schrijven. Ik hoestte.
Ik hoestte opnieuw. Ik moest maar raden wat Vijgje in haar schild voerde.
Positief-tuttig kon me gestolen worden.
Voor haar was er nu aan het eind van de tunnel het begeerde resultaat. Maar wat schemerde er nu voor mij, aan het eind van mijn tunnel?
Een week dacht ik aan niets anders.
Toen besloot ik dat ik af wilde van blinde liefde.
Van Vijgje zou ik blijven houden. Maar nu verstandiger! Niet meer blind. Op afstand. Ik dacht aan het meisje dat pillen innam om te kunnen leren en met mij zong. We ademen dezelfde lucht in, troostte ik me. Maar nu: een nieuw soort, kritische liefde.
Ik zag de ontdekking ineens bij de open buismond van de doorgang onder het IJ: het afscheid van blinde tunnelliefde. Daarachter gloorde een nieuw idee: ziende, genuanceerde liefde.
Die zou ik oefenen. Dat idee was, aan het eind van mijn tunnel, mijn saldo.
Toen ik zover gekomen was met dit verhaal, stuurde ik het naar Vijgje. Voor straf verzon ik dat ik nu een blonde vriendin had. Met rode letters pende ik er onder: "Ik wil jou nooit meer zien. Maar ik zal liefde voor je blijven voelen."
|