|
's Nachts lag ik te draaien. Dit was de laatste nacht bij haar, joeg het door me heen. Hoe kon zij zo afzijdig liggen, alsof wij al jaren getrouwd waren en elke nacht samen in dit bed. Kon ik haar maar waarschuwen. Ik hoorde haar dromen en snurken, maar durfde niet.
Toen het licht werd draaide zij zich naar me toe en zei: "Gánaydin!"
"Dit was de laatste nacht van ons", pufte ik.
Ze schrok niet.
Ze zei niets.
"Er blijft niets over. Jij vindt het niet belangrijk. Het eindexamen is het enige waaraan je denkt. Onze relatie, dat is voor jou maar bijzaak."
Zij keek mij rustig aan. Van opzij, op haar rug nu.
Ik lag naar haar toe en vroeg waarom zij nooit huilde.
"Sommige vrouwen doen dat, maar ik niet. Tot nu toe heeft geen man mijn tranen gezien. Behalve Mahmud, als hij stiekem mijn kamer binnenkomt. Die alleen ziet mijn stil tranen. Bij Turkse muziek."
Zij keek niet, de deken over haar lippen. Mijn ogen gleden langs de spiegelkasten.
Zij glimlachte, zoals het meisje van de foto toen zij twintig was. Zelfbewust. Met een ironisch lachje onder haar schemersnorretje. Ik wilde haar zoenen, maar zij keek weg. Naar het raam. Naar de zonneschijn door de boombladeren.
"Het enige wat echt belangrijk is, dat is toch dat wij nu de liefde van ons leven gevonden hebben?", vroeg ik. "Daarbij vergeleken is het diploma toch maar iets gewoons? Dat is iets wat je altijd wel kunt halen. Maar onze liefde, die vind je maar éénmaal. Alleen toevallig hier en nu."
Zij lachte alsof het een goeie grap van me was om de dingen zo om te keren. Zij lag met gevouwen handen onder haar hoofd, op het witte kussen. Ik draaide me naar haar toe en stak mijn tong uit om haar oksel te likken. Maar zij sloeg haar arm naar beneden.
"Wij kunnen denken", zei zij. "Het is duidelijk. Jij wil meer enthousiasme van mij. Ik moet antwoord geven. Geef tijd."
"Tijd?" riep ik. "Weer tijd? Het gaat om emotie! Nu!"
"Jij bent zo'n tiep. Dat is je karakter. Kan je niet veranderen."
"Maar nu is toch het examen voorbij? Nu is toch het beloofde tijdperk wat je me steeds beloofd hebt?"
Ik richtte me op mijn ellebogen op en keek haar aan.
"Misschien kunnen we het beste stoppen."
Ik sprong op en stormde vloekend naar het toilet. En weer terug.
"Hoe kom je erbij? Om zo koud te reageren?"
Zij zweeg.
Ik hoorde de klank van haar stem terug, toen zij mij weken geleden bekende dat zij dicht bij mij wilde blijven en mij miste. Die stem had in mijn oren nu een wilskrachtige toon, bijna wanhopig zoekend naar succes.
"Kom", zei zij. "Laten we een beetje van het mooie weer genieten."
Zij maakte ontbijt en we zaten in de voormalige studiezaal. Voor de laatste keer, wist ik. De zon scheen. Zou zij zo ook met de zeeman hebben gezeten, niet zo lang geleden nog, toen hij er voor het laatst was?
Zij was stil.
Ik maakte een wegwerpgebaar.
"Alle oude mannen het huis uit", grapte ik.
Zij glimlachte en zweeg. De witte servetjes moedigden me aan een uitval te doen.
"Herinner je je nog die specialist die zodra hij gepromoveerd was jou niet meer wilde kennen, omdat hij een nieuwe vriendenkring ging opzetten?" vroeg ik.
"Je beledigt me", zei zij.
Ik verklaarde me. Zij hield de lippen op elkaar. De servetjes, de bureaustoel en de klok bleven stil.
Toen ik weg ging, bij de deur, kwam er een huilbui op en zij riep snel dat ik niet dramatisch moest doen. Daar had ze gelijk in. Ze vroeg me de sleutel, uit mijn zak. Ze zou nadenken en me over één of twee weken laten horen. Zij kuste me op mijn wangen en ik kuste niet terug.
|