|
Vijgje leerde ik kennen via een dating website, in de donkere dagen. Na een verdriet snakte ik naar iets warms. Met een nauwelijks verborgen honger gaf ik haar deze bijnaam, naar de beroemde vrucht van haar geboortestreek, in Turkije. Zij was veertig, ik achtenvijftig.
Ik viel op haar foto. Meisjesachtig..
Zij hielp mij bij onze eerste ontmoeting over mijn verwondering over haar beetje gekke neus heen, in de wachtkamer Eerste Klasse van het Centraal Station. Direct. Warm. Zij had ook aan politiek gedaan. In haar eigen land, in de partij die nog opgericht was door Atatürk zelf. Ik was altijd al gefascineerd door de Balkan.
"Ik heb een boek geschreven", vertelde ik met de schouders naar voren,
"over de liefde tussen een moslima,en een christelijke Macedoniër." Zij keek mij lachend aan. "Ik was jaloers op hun vuur", ging ik verder. Het zaaide paniek bij hun bekrompen families."
Ze was nooit op de Balkan geweest, maar Antalya was nogal westers, ook wel Balkanachtig.
Wat voor soort relatie stond haar voor ogen, vroeg ik.
"Op zaterdagavond maak ik mij mooi. Dan wil ik LAT-relatie."
"Ik zou liever samenwonen", zei ik, "maar ik sta open voor alles. Het hangt ervan af hoe leuk ik je ga vinden."
Ze was ontwapenend en vertrouwd. Zonder manouevres ging ik naast haar zitten en aaide over haar lange haar. De donkere kleur was nog vreemd voor me. Een kleine, magnetische dame.
Op het perron stak zij mij een hand toe, terwijl een geelblauwe slang binnenratelde en zijn deuren openzwiepte. Boven ons welfden zich de glazen bogen en in de schemer van de hoge staalconstructies speelden de duiven acrobaat. Op de zilveren treden van de roltrap inhaleerde ik haar adem.
Achterop mijn roestige fiets ging zij kirrend mee naar mijn huis.
Als ik moest stoppen merkte ik wel, aan haar vastklampen, dat zij, als buitenlandse, dit niet gewend was. Ze had niet geleerd elastisch op en af de bagagedrager te springen. Eindelijk weer eens een vrouw met een rok, mijmerde ik bij het stoplicht, waar zij als een vastgeplakt postpakket bleef zitten.
Thuis pakte zij een boek, van mijn hand, uit de kast en jubelde dat zij van schrijvermannen hield. Zij belde Mahmud, haar kind, in een taal waar ik niets van verstond dan de Hollandse naam van haar ex-man. Zoon moest het die nacht maar zonder haar stellen. Op mijn schouders verkende zij mijn huiskamer.
Voor het eerst lag ik met Vijgje tussen de lakens, in mijn geheime kamer. Mijn onvindbare privé-vertrekje, te beklimmen met een primitief, zelfgemaakt laddertje.
Zij schoof haar neus over mijn borst en de geur van mijn huid viel in haar smaak. |