Ik verweet haar dat zij mij gebruikt had. Via computerpost.
Zij verweet mij haar neer te zetten als hoer. Dat zij nooit beloofd had tot de dood bij me te blijven. En dat ik haar vanaf de eerste dag gewantrouwd had als slechte Turkse vrouw.
Laat in de avond belde zij me. Ik legde haar uit dat ik haar niet als hoer, maar erger, als corrupt beschouwde.
Ik hoorde een klikje, gevolgd door stilte.
Hoe denk je de schade te vergoeden? vroeg ik in de volgende e-mail. Maar toen ik hem wilde versturen verschoof ik op mijn stoel. Wat had zij willen zeggen toen zij mij belde en ik met vloeken begon?
Ik pakte het Turkse woordenboek en haalde haar foto eruit, die ik er in opgeborgen had. Was zij misschien half crimineel? Maar je pikt het van haar, sprak de foto, omdat jij van haar pikt wat je van een ander nooit zou pikken. Ik voelde een erectie opkomen, uit het niets. Iets van haar, misschien een onopgemerkte herinnering aan een haar of een van haar andere rijkdommen, zette hem overeind. Even onverhoeds als toen ik op een nacht wakker werd, toen ik veertien was. Omdat ik merkte dat een wezen tussen mijn benen bezig was mijn onderbroekje nat te spuiten, terwijl ik onschuldig van een meisje uit onze klas lag te dromen. Nu was ik boos en niet onschuldig, maar ook nu bezocht mij die vreemde gast tussen mijn benen.
Ik tikte in mijn Outlook Expres:
Lieve schat Vijgje,
je deed alles om mijn liefde voor jou uit mijn hart te rukken..., maar loekte het niet...
Nooit zul je meer een minnaar ontmoeten die zo radikaal achter jou staat als deze oude/jonge man.
Hete, hete kussen als vlammen vanachter een muur, van ...
Daarna zou ik weer tot mijzelf komen en boos worden, was mijn plan. Maar het was al te laat.
Zij vond dat ik een echte romanticus was: ruzie maken en het daarna weer vurig goedmaken: "Je bent schrijver tot aan de voet. Ruzie, lachen. En dan met lachen en kussen het goedmaken." Zij was, schreef ze, "oosters".
Ze belde op, of wij toch nog maar zouden praten. Ik vroeg ademloos wat zij met "oosters" bedoelde, maar toen zij niet direct antwoorden wilde, nam ik de tram en de bus. Een tandenborstel in de zak van mijn witte jasje.
Ze droeg roze lippenstift.
"Hoe bedoel je, oosters", vroeg ik.
"Dat betekent dat ik nooit vergeet als iemand voor mij doet iets."
Zij had vermoeide ogen. De lippen dun.
Op de bank vertelde zij over haar "leefoorlog", die zij al die maanden in een verbeten spanning had moeten voeren. De oorlog om het diploma, met de mensen van de tandartsenopleiding als discriminerende vijanden. Naar de feestelijke uitreiking wilde zij in geen geval. Op haar blije aanwezigheid zouden zij geen recht hebben. Trouwens, het was nog wachten op de cijfers. Ze rekende me opnieuw haar kansen voor. De vragen van functieleer en pedodontologie had zij uitvoerig beantwoord, veel ruimer dan bij de vorige gelegenheid. Maar Management bleef een risico. Haar Nederlands... Zouden de docenten haar bij de beoordeling niet toch willen straffen, omdat zij moslim was?
De computerprofessor liep door de gang naar de keuken om cola en hamburgers te zoeken en begreep, uit het gezucht dat uit de huiskamer opsteeg, dat hij daar beter weg kon blijven. Inderdaad. Wij genoten, op de zalmkleurige bank. Terwijl ik in de keuken de ijskast hoorde openen en sluiten, voelde ik aan haar vochtige, draaiende lijf dat het menens was. Zij was het, die vrouw die ik via een website en een ontmoeting op het Centraal Station had leren kennen. Zij. Nooit zou ik haar verlaten. Bij haar wilde ik zijn. Sonsusa dek - tot het einde. Zoals we in een huwelijksaankondiging van een nicht van haar, in Istanbul, gelezen hadden.
|