Ik had de eerste twee hoofdstukken van dit verhaal naar mijn beste vriend gestuurd, met een noodkreet.
Zoals het een vriend betaamt, verbaasde hij me met zijn commentaar.
"Zie je dan niet dat ze van je houdt? Alleen, zij speelt jouw spel niet. Maar jij zuurt inderdaad. Jij oefent druk op haar uit en als zij niet doet wat jij van haar verwacht dan pruil jij. Je bent egocentrisch."
Ik stond even paf en antwoordde dat ik toch een grote scriptie voor haar gemaakt had.
"Hahaha!", brulde hij door de telefoon. "Daar verkneukelde jij je toch in? Dat deed je toch om haar te winnen? Je schildert haar te negatief af. Zij is niet romantisch, maar ze houdt wel van je. Zij heeft een ideaalbeeld gehad van een man, je weet wel, rijk, jong, knap en jij voldoet daar niet aan en toch vat jij post in haar. Maar door haar te dwingen jouw romantische spel te spelen stoot je haar weg. Zuurpit!"
Expres sprak ook hij nu Vijgjesiaans.
"Hmm. Klinkt fris. Zal ik eens over nadenken, Hugo."
"Speel haar spel mee en als je dat niet volhoudt moet je haar een klap voor haar bek geven. Niet om meelijden vragen!"
Verkouden en mopperend over mijn wangedrag trok het orakel zich terug. Hij zou er eens met zijn vrouw over praten of ik hen mocht interviewen over liefdesgeluk. Want over dat onderwerp ging ik nu een serie portretten voor de krant schrijven. Hij had gelijk. Ik moest haar nog meer de ruimte geven en dan... zou het lukken.
Ik keek in mijn kamer, naar de eenzame laptop en de lege theekopjes op tafel, die achtergebleven waren van een kleine vergadering. Voor het eerst sinds lang was er in mijn huis weer eens vergaderd. Voor het eerst sinds mijn vorige vrouw uit huis was. Sinds jaren. Met een ongemakkelijk gevoel had ik erbij gezeten. Jawel, het was leuk, dat ik aan die oude, ronde tafel nu weer eens mijn oude vak, de plaatselijke politiek, aan het bedrijven was. Met vertrouwde gezichten erbij. Maar ook miste ik de aanwezigheid van mijn verdwenen ex, die vroeger in zulke kringen altijd naast of tegenover mij gezeten had. .
Er overviel mij een wee gevoel in mijn buik. Dit, nu, was mijn leefoorlog. De strijd om het alleen wonen.
Ik zag aan de zwarte schoorsteen dat ik begrijpen moest dat ik hier alleen woonde, met geen vrouw. Niet meer met mijn ex, evenmin met Vijgje. Het was die oorlog die ik te winnen had. Ik voelde me koud, kippenvel op mijn kuiten. Om aan dit gevoel te ontsnappen was ik een jaar geleden naar de website gegaan, om de planeet af te tasten naar de warmte van een vrouw. Ik had haar gevonden. Zonder dat zij mij direct uit mijn eenzaamheid kon helpen, met de warme aanwezigheid die ik in mijn put miste. Kon ik haar dat kwalijk nemen? Mijn vriend had gelijk. Ik was een ouwe zuurpit. Ik moest eerst mijn eigen leefoorlog winnen, nam ik mij voor, hoe dan ook. Zonder een ander ik in huis. Mijn werk voorop, alleen! De vijand in mijn leefoorlog dat was mijn weemoed. Het was de geest van mijn dode, radeloze, overbezorgde, immer enthousiaste moeder door mijn vertrekken spookte.
Ik keek naar buiten, naar de bruine platanenbladeren. Sombahar - herfst is gekomen. Ik voelde mijn terugverlangen, naar omhelzing, naar warmte.
Hoe kon ik zeggen dat ik hier alleen woonde?
Op de schoorsteen stond de foto van mijn dochter, haar haar in de wind. Het was een electrisch gemaakte kam die terwille van de foto haar haar had doen wuiven. Zij lachte. Woonde ik dan niet met haar samen? Dat was de werkelijkheid. Die had ik te erkennen. Ik liep naar de ongeverfde deur van haar meisjeskamertje en hoorde haar vanaf het zoldertje ademen. Het portret van Harry Potter, haar ster, schemerde aan de wand. Zij bestond. Ja ik erkende haar, maar zij vulde dat gat van mij niet. Zij zocht een moeder, evenals ik. Zelf was ik kind.
Ik stapte naar het fornuis en pakte een pan en maakte soep. Deze leefoorlog, tegen het spook van mijn moeder zou ik winnen. Ik had geen müeslimoedertje in een zonnige huiskamer nodig. Ik pakte groene selderij van de aanrecht, roerde het in de pan en sneed er een tomaatje bij. Ha, rood!
.
|