Radio classic FM liet nu het tweede pianoconcencert van Chopin door het net afgestofte vertrek dartelen.
Waar had zij eigenlijk mijn foto gelaten? Ik durfde het haar niet te vragen.
Later belde zij mij op. Zij had, midden in een nacht na studie van haar syllabus over beugels in kindergebitten, bladzijden uit mijn boek over liefdesverdriet gelezen. Ze was jaloers. Dat ik tegen mijn ex ook over liefde gesproken had.
Goed, overwoog ik, een goed teken.
Maar hoe moest het verder? Zelfs de helft van de week met mij samenwonen wilde zij niet. Zou ik altijd moeten hunkeren? De dagen aftellend tot ik haar weer mocht ontmoeten?
Ik hoorde haar zacht in het Turks telefoneren, getallend noemend en veel "tamam": oké. Had zij dan toch het huis in Bornova verkocht? Wilde zij het mij niet zeggen omdat ik haar dan mijn geld kon terugvragen? Ik hield mijn mond. Je moet niet al te nieuwsgierig zijn, zei in mijn broekzak het metaal van haar huissleutels tegen mijn vingertoppen.
Ik troostte me. Er was vooruitgang. Ze had gezegd dat het haar speet dat zij me, toen ik onverwacht langs kwam, me dat kwalijk genomen had. Het was paniek van haar geweest. Bovendien, nu zij opnieuw examen moest doen liet zij mij ook in de laatste dagen mij nog toe.
Om haar iets te leren over tandartsenmanagement weliswaar, maar toch.
Ik vond mijzelf terug in het schaakcafé. Alsof mijn leven ervan afhing speelde ik vluggertjes, tot in de nacht. Pas op de fiets terug naar huis prikte mij hoofd en vroeg ik me af waarom ik zo lang doorgespeeld had. Mijn oude passie. Maar waarom? Had ik niet beter kunnen werken? Mijn interpellatie in de raad voorbereiden, over het misbruik van sociale woningen door illegale pensions?
Het was alsof ik, met de schaakstukken, een gat in de tijd had willen slaan. Om de tijd af te breken die me van haar scheidde, de tijd die verlopen moest voordat ik weer naar haar toe kon.
Ik piekerde over de verkoop van het huis in Antalya.
Thuis stond zij op mijn antwoordapparaat.
"Het scriptie nu was goed." "Hahaha".
"Hij gaf een 7. Het was een 8 geweest, als hij niet begrepen had dat ik niet zelf het geschreven heb".
Ik verkneukelde mij. Ik had haar geholpen! Met een zo labyrinthisch onderwerp. De onbetrouwheid van röntgenfoto's bij de diagnose van wortelontstekingen.
Haar moeder, vertelde zij, had haar als in trance gebeld en haar voorspeld dat zij zich geen zorgen hoefde te maken voor dit examen.
"Zal ik zondag bij je komen?" vroeg ik.
"Waarom?" vroeg zij.
"Ik moeste studeren. Kom later, als ik het Managementexamen moet voorbereiden. Dan kun je antwoorden op de oude examenvragen voor me opschrijven? Die neem ik dan naar het examen. Zodat ik het daar kan overschrijven als dezelfde vraag komt."
Ze heeft me nog nodig, dacht ik. Zal ik haar nu zeggen dat zij te veel op zichzelf gericht is? Nee, toch niet. Ik mocht haar niet uit balans brengen vóór het examen.
"Bedankt voor het bellen", zei zij tot slot. Waarom zei zij niet als besluit, zoals vroeger: ik houd van jou?
|