|
Onze geschiedenis zag ik nu anders. De ex in huis en haar diplomarace waren geen grenzen aan haar mogelijkheden voor onze relatie, maar in werkelijkheid juist motieven ervoor geweest. Het waren voor haar geen belemmerende tunnelwanden geweest, maar vooral redenen: om mij te zoeken.
Toen haar ex uit huis ging, met mijn hulp, versterkte dat niet haar behoefte aan mij, maar was ik juist minder nodig. Toen haar diploma voor het grijpen lag, was het met mij gedaan. Hoe is het mogelijk dat ik dit niet had zien aankomen?
Wie zij werkelijk was wist ik niet. Ik kende haar beter dan wanneer ik in maart, na haar plotselinge besluit toch maar niet te gaan samenwonen, het uit had gemaakt, maar mijn pijn was nu heftiger dan wanneer ik het toen gedaan had. Had ik het toen gedaan, dacht ik spijtig. Dan had ik gevochten.
Kan een mens in blinde liefde niet kritisch naar zichzelf kijken en er naar handelen? Wat was nu realisme? Mijn geloof in deze liefde op te geven? En het met vriend Oedipus eens te zijn dat het niets dan een illusiespel is?
Ik kleedde me aan en liep op straat te tobben.
Nog één keer ging ik naar haar toe, om een plastic zak met haar spullen, zoals de moccasins, terug te brengen.
Zij legde die onder de kapstok.
Zij stelde voor vrienden te blijven en maakte een bordje gesneden fruit klaar, dat zij met vorkjes serveerde. Zij bood aan mijn tanden te behandelen. Maar hoe zou ik vrienden kunnen blijven met haar, terwijl ik verliefd was op haar en zij een ander zou gaan zoeken? Hoe kon ik als patiënt haar behandelkamer binnen lopen en op de stoel mijn mond open doen, terwijl zij dan de boor in me zette?
"Jij wilt geen vriendschap", riep zij, "wil jij dan alles kapot maken wat wij samen opgebouwd hebben?"
Ik zat op haar bank. Jij draait het om, dacht ik stil. Ik zag de witgejurkte vrouw met de vliegende zwarte haren, stormend op haar paard door het oerwoud voor me, en haar dreigende toorts.
"Nee, geen vriendschap", zei ik. Ik haar opzoeken om over, noem eens wat, politiek te praten terwijl zij met een ander vree?
"We sluiten het af. Betaal mij mijn leningen maar terug. Leen het dan alsnog maar bij de bank, dan zijn wij van elkaar af."
"Dan moet ik het hoge rente betalen. Wil jij mij kapot hebben?" riep zij opspringend. "Jij hebt vooroordeel tegen mij."
Nog altijd had haar stem een vreemde macht over me.
"Ik moet nu toch ook doen wat ik wil", zei zij. "En voor andere vriend zoeken. Ik word ook ouder."
Het klonk redelijk. Ik sloeg mijn ogen neer. "Ik maak altijd netjes einde aan een relatie, voordat ik met nieuwe begin", hoorde ik.
Ik hees me naar de deur.
Toen ik naar de lift liep om weer weg te gaan, keek zij mij magnetisch na, zodat ik me nog weer omdraaide. Bij de deur van haar huis zweefde zij in mijn armen, terwijl ik met een grimas riep: "Ik zal altijd van je blijven houden."
|