Ik ijsbeerde over de gang van het huis.
Ik zag Vijgje naast een oude vrouw met een witte doek over haar hoofd.
Mijn vriendin sloeg met haar hand in mijn richting. Ik mocht niet kijken, haar moeder deed namas, het vijf maal daagse gebed. Bij de vervulling van die heilige plicht zou elke mannenblik haar gebed bederven.
Op zondagochtend gingen we met de hele familie naar het graf van haar vader. Zijn foto kende ik, want die hing naast haar moeders bed. Ayhan was een rusteloze vrachtwagenchauffeur geweest, opgejaagd door geldgebrek en de aanvallige aandrang van zijn vrouw om nieuwe kleding aan te schaffen. We liepen door de bomenlaantjes van het kerkhof. Vlakbij de tombe snelde haar moeder op Vijgje af, met een witte doek in haar hand. Die was mijn vriendin vergeten en ze spreidde hem alsnog over haar donkere pracht. De moeder zette een zonnebril op, maar wij zagen er wat onder vandaan biggelen, terwijl de kinderen met harkjes het onkruid weghaalden en de bedekkende aarde met groene, plastic gietertjes besprenkelden, zodat alles er weer vers uitzag. "Het graf is weer regulair", wilde ik tegen Vijgje zeggen. Maar ik stoorde haar niet bij het gieteren en hield een meter afstand. Dat was vermoedelijk meer passend.
Toen we bij het huis van Arslan weer uit de auto stapten zag ik Mensure en Mhud, de twee schoonzusters in de keuken aan het werk. Zij waren niet mee gegaan. Was dat hun taak niet? "Ik heb hun vader in zijn laatste strijd met de kanker bijgestaan", zei Mhud, de donkere engel die de vrouw van Arslan was. "Ik heb zulke verschrikkelijke herinneringen. Het doet me te veel pijn."
Ik wist niet of ik, als aspirant schoonzoon, door mee te gaan niet misschien een regel had overtreden en voelde me onzeker. Vijgje zei niets. Ik zag haar van ver haar moeder ondersteunen, die maar niet uit de auto kon. Haar heup zat vast.
Het prettigste moment van die dagen was toen we, op zondag, naar het boshuis van haar broer gingen met de hele familie. Het was een mooi en milieuvriendelijk gebouw van leem, hout en natuursteen. In de luiken had hij silhouetten van vrouwenfiguren uitgezaagd. Ook de meubels had Arslan zelf getimmerd. Mensure, de vrouw van Alp, een stevige boerenvrouw, lachte steeds naar me en pakte me vast. Zij sprak alleen Turks en onze conversatie was beperkt maar direct. We maakten een boswandeling, in de groep. Vijgje liep hand in hand met mij. Waarom deed zij dat vandaag wel? Verwachtten haar schoonzusters dat van haar?
"Mensure maak beetje show", waarschuwde Vijgje me. "Capricevrouw."
We lagen met het hoofd op de aarde van een groene helling om het veld van jonge kruidenbloemen van onderen te begluren. In dwarsdoorsnee. Ik hapte in de malse lentelucht en liet mijn lichaam grinnikend een endje over het gras rollen. Arslan knipte foto's.
|