|
Zij vond het enig. Ik vertelde haar over de stukjes die ik nu voor de krant schreef over liefdesgeluk. Een jaar geleden schreef ik nog over liefdesverdriet, maar nu, door haar, had ik daar nu genoeg van.
"Liefdesgeluk heb ik ook echt gehad met Tugrul", zei zij. "Als hij nu eens niet aan het alcohol drinken was gegaan? Hij was echt netjes mannetje. Maar hij is ook vreselijk geweest. Hoe kon hij mij van alles beroven? Eens was Mahmud erg ziek, veertig graden koorts. Ik ging naar hem toe, om hulp, maar hij moest iets met die andere vrouw. Door de kou van de nacht moest ik met ons zieke kindje op de arm naar de apotheek lopen. Zonder geld."
Zij zag bleek en legde haar hand op de mijne. Ik moest naar het toilet en toen ik het eikenhouten trapje opliep, herinnerde ik me hoe onbekommerd en warm van verwachting ik me een jaar geleden voelde, toen ik hetzelfde deed.
"Ik ben gewend aan je", zei ik, "maar ik vind je niet gewoon."
"Dat komt omdat wij elkaar niet zo vaak gezien hebben", antwoordde zij. "Als frekwentie beter wordt, dan ook meer vertrouwd zijn wij."
Wij keken elkaar zacht aan.
Ik rekende pas af toen het établissement leeg was en de obers doeken op de tafeltjes legden. Op elke tafel vier. Aha, dacht ik, vier is het getal van het huwelijk. "Dat doen zij", ontdekte Vijgje met bewondering in haar ogen, "om de stoelen op te kunnen zetten, zonder vies. Voor elke stoelpoot lap. Schoon!"
"Hoe werken we ons samenwerkingsplan uit? Wat zal mijn aandeel in jouw praktijk precies zijn?" vroeg ik.
"Wat, aandeel? Wil jij geld van mij hebben?" Haar toon was ineens schel.
"Nou ja, aandeel, aandeel... Een aandeel hoeft geen geld te betekenen, maar..."
"Nee. Aandeel is geld. Ik weet het dat hoor."
Ik probeerde haar gerust te stellen, maar het lukte niet helemaal. Trouwens, dacht ik, als ik veel voor de nieuwe praktijk ga doen is een beetje geld voor mij toch ook niet zo gek?
Het telefoongesprek verliep niet vlot. Haar zeeman, stelde zij, hielp haar altijd zonder aan geld te denken. Het zat me ook dwars dat Vijgje die vrijdagavond niet kon komen. Ze moest naar Rotterdam, vrijdagmiddags, om met Sanjar, een tandarts en kennis, te spreken over hoe je een praktijk opzet.
Leuk, zei ik, maar dan ben je dus 's avonds laat bij mij?
"Nee", antwoordde zij zacht. "Dat kan niet."
Wilde zij me laten voelen dat zij vorig jaar, toen je na een bezoek aan Sanjar met een taxi door de nacht naar mij kwam, meer van me hield dan nu? Ik zei niets. De volgende ochtend zat ik volgens mijn dochter gespannen aan tafel en zij bood aan een stressbal voor me te gaan kopen. "Ik ontspan al", glimlachte ik naar haar. Maar ik liep naar de computer.
Ik heb geen zin in trekken aan een vrouw.
Ik heb het schaaktournooi zaterdag afgezegd om tijd voor jou te maken en jij blijft vrijdagavond zonder reden weg.
Ik kan begrijpen dat jij meent weinig tijd te hebben als je je examen voorbereidt. Maar niet als je, nu je die tunnel uit bent, nu toch weer weinig tijd maakt.
Als het je zoveel moeite kost om te komen, blijf dan maar helemaal weg.
|