"Ik werd shocking", belde ze mij. "Een 4 voor functieleer..." Ook al had zij voor de twee andere vakken nu een 8, wéér was zij er nog niet doorheen. Zij zat aan de rand van het ziekenhuisbed van Mahmud, die daar aan zijn neus geopereerd werd. Ze zag bleek en de ogen keken ernstig.
We schreven een brief aan de examencommissie. Om te protesteren tegen de slechte redenen waarom de professor haar had laten zakken.
"Andere studenten had ik een 8 of een 9 moeten geven en daarom moest ik u een lager cijfer geven", had hij tegen haar gezegd. Vijgje had geen antwoord uit het Engelse boek mogen geven dat hij haar zelf aangeraden had.
Het waren belachelijke redenen geweest. Was het discriminatie? Hadden zij dan helemaal geen ontzag voor de tomeloze volharding waarmee Vijgje nu al vijf jaar zat te blokken, in talen die vooral de eerste tijd abacadabra voor haar waren? Ik raakte onder de indruk van haar beschuldigingen dat professor Struikelblok haar vlak voor de finish had willen pakken.
Toen ik weer bij haar thuis kwam, was zij koel. Ik warmde mij met de aanblik van de afbeelding van de woeste Seldzjoekenvrouw, die te paard over de hoofden van de verslagen tegenstanders op de ijskast raasde. Dat had zij dus niet weggehaald.
"Zij discrimineren ons. Zij hebben helemaal geen respect voor buitenlanders van de moslimse landen."
Wij lagen nu weer op de zalmleren bank. Onze hoofden bekeken elkaar vanuit de uiteinden.
Ik moest haar gelijk geven. Graag deed ik het niet, want ik schaamde mij toch, ondanks mijn aan verachting van nationalisme, voor mijn stadgenoten. Maar zij barstte nu pas goed los over de tandartsenopleiding. Hoe vaak hadden de docenten haar al niet gepest. Precies zoals de andere studenten uit Iran, Syrië, Irak. Dat in tegenstelling tot hun geknipmes voor studenten uit de Verenigde Staten of Engeland! Eens hadden zij haar met een 5,4 laten zakken voor een tentamen, waarna zij op de kamer van de professor verscheen om te laten zien dat zij, vanwege een ten onrechte fout gerekend antwoord, minstens een zes verdiende. De man legde zijn voeten op de tafel in haar richting, tussen hen in. "Als het dan moet", spotte hij, "ga dan maar meisje; ga maar lekker tandarts worden en centjes verdienen."
Al die tegenwerking en minachting had haar hart koud gemaakt, zei ze. Op haar gezicht zag ik nu bobbeltjes en het leek een maanlandschap.
Het was stil en donker om ons heen, de buren en haar zoon sliepen.
"En jij", voegde zij eraan toe, "jij bent op de incorrecte weg want jij probeert liefde te dwingen."
"Ja, ik ben hardstikke incorrect", lachte ik. "En ongeduldig. Maar karakter kan je niet veranderen!"
Er kwam een oude lach op haar gezicht. Uit onze begintijd, verbaasde ik me.
Wij aten amandeltjes en legden onze tenen tegen elkaar. Bij haar grote teen had zij een gaatje in haar sok, eindelijk, een onregulair gaatje.
De nacht was heerlijk.
"Je hebt een mooi lichaam", zei zij bij het ontwaken tussen het geboomte, "en een zachte huid."
We schreven een uitgebalanceerde brief aan professor Struikelblok waarin zij zijn vakkennis en zijn soepelheid prees om haar toch een spoedig, mondeling herexamen in plaats van een veel later, schriftelijk nieuw examen toe te staan. Toch kwam zij in die brief niet terug van haar protest, dat volgens de examencommissie "ongepast" was geweest en als ongeschreven was beschouwd.
In de keuken keek ik weer naar de Seldzjoekenvrouw op het paard, de zwarte manen in de wind, en ik zag nu wie de lijken waren die onder de hoeven gelopen werden: Struikelblok en zijn collega's.
Voordat ik weer naar huis ging trok Vijgje een lade open een haalde mijn foto weer te voorschijn.
"Vind je het leuk als ik hem op het kastje zet?", vroeg ze.
"Als jij het ook mooi vindt", zei ik verrast.
Nu stond ik daar weer. In een zilveren lijstje tussen haar, haar zoon, haar vader en moeder en haar tantes.
Toen ik weg ging, tastte ik in in de schemer van het gangetje naar het lichtknopje.
"Kun je niet goed zien?", vroeg ze bezorgd. "Is er misschien met je ogen iets?"
Ik, eeuwig jong, durfde toe te geven dat mijn rechteroog de laatste tijd minder goed zag. Een zelfoverwinning, want ik was steeds bang dat zij mij ergens op zou afkeuren, zodra ik toegaf niet volmaakt te zijn.
"Ga naar de oogarts", raadde ze me aan, nu in het lamplicht. "Dat is belangrijk voor jou, als schrijver. Belangrijker dan je tanden."
"Goed", aarzelde ik.
"Volgende week zal ik je vragen of je het wel gedaan hebt", zei ze.
Ik voelde me veilig.
Er was weer een vrouw die over me waakte.
Waar blijf je nu, dacht ik bij de bushalte vrolijk, met je zelfstandige leefoorlog? Je bent als een kind zo blij, nu ze naar je kijkt.
|