|
's Middags zou zij komen. Ik trok er een dag voor uit om het huis op te ruimen. Met een natte lap nam ik alles af, om de stofresten van het schuren, te verwijderen. Ik zorgde dat het eten op tafel stond, toen zij, later dan verwacht, aanbelde. We zouden naar de bios. Een gezellige film, over het smelten van de Noordpool en de ondergang van de wereld, had ik uitgezocht.
Zij kuste voorzichtig, in de deur.
"Wil je je schoenen uitdoen?" Nu de vloer zo mooi was geworden hield ik iedereen aan de gouden regel die in haar huis gold.
Zij lachte om mijn nieuwe keurigheid. Maar ze vond het voldoende om haar zolen met een natte lap, in de badkamer, af te vegen. Ik begreep niet waarom zij ze niet uitdeed.
De vloer vond ze wel mooi. Zij begroette de rozen die voor haar op tafel stonden met een kort knikje. Ik drong me niet op.
"Moet je opnieuw aan me wennen", vroeg ik aan tafel, toen we de spinazierondo en de wijn op hadden.
"Ja", zei ze, "maar mijn gevoelens voor jou zijn veranderd."
Op de schone schoorsteen tikte de wekker, naast de foto's van haar en Sarafina.
"Hoezo? Wat bedoel je?"
"Eigenlijk, je bent te oud voor me."
"Hé? Je had gezegd... "
"Ik kan nu anders over denken?"
Ik stelde voor erover te praten. We gingen op de bank zitten. Het was niet het enige bezwaar tegen me.
"Je bent vies. Onhygiënisch. Ik weet het jou. Jij bent niet regulaire man."
"Ik heb alles schoongemaakt, dat zie je toch!"
"Er ligt hier stof."
"Waar?"
"Ze hield haar hoofd schuin en wees naar de tafel waarop de laptop stond.
"Als je zo, tegen de zon inkijkt, zie je stof. Op het plastic toch."
Ik liep naar de tafel, maar zag niets. Voor de zekerheid haalde ik er nog eens de spons over.
Zij vond het koud en liep naar de kachel om hem wat hoger te draaien.
Zij ging even naar de wc. Ik bleef met mijn hoofd tussen de handen op de bank nadenken.
Toen hoorde ik de buitendeur dichtklappen.
Ik beefde. Zij was al na een halfuurtje verdwenen? Op deze manier? Ik voelde me misselijk.
Ik rende haar achtena, zag haar bij de tramhalte staan en vroeg haar toch nog even koffie te drinken. Maar zij keek in de richting vanwaar de tram zou komen.
"Ik wilde nu niet praten", sprak zij. "Omdat jij bent nu emotioneel. Dan ga jij verkeerde dingen zeggen."
"We hebben ook nog zakelijke dingen te bespreken", zei ik onhandig.
De tram stopte. Een jonge chauffeur wenkte haar binnen.
Ik moest denken aan Hugo en wat hij me geschreven had over Oedipus. Die had, nadat hij gemerkt had dat hij zijn met zijn moeder in bed lag, wanhopig geroepen hem de man te tonen, wiens geluk meer is dan illusie gevolgd door desillusie.
De volgende dag bliksemde mijn laptop haar een boze e-mail. Laf, noemde ik haar weglopen. Misbruikt, had zij mij. Te oud voor de liefde, verweet ik haar dat zij was.
|